Op en in de muur
Op en in de muur van je huis wonen interessante en mooie beestjes, vooral spinnetjes en verschillende soorten solitaire bijen en wespen.
In april zag ik een Rosse metselbij (Osmia bicornis) zij vloog weg maar kwam telkens weer terug bij een gat in de muur waar ooit een of andere schroef in gezeten heeft. Ik heb er toen mijn camera met afstandontspanner op statief bijgezet en heb een aantal foto’s gemaakt. Toen ik enkele dagen later nog eens keek of de bij er nog bezig was bleek het gat dichtgemetseld te zijn. Ik moest echt even zoeken om het terug te vinden. In het holletje maakt de bij een aantal broedcellen waarin een eitje gelegd wordt. Bij ieder ei komt een voedselvoorraadje van stuifmeel voor de larve die uit het ei komt. Nadat een ei gelegd is schermt zij het af door er een muurtje voor te metselen en kan ze beginnen aan de volgende cel. Ze maakt zo rond de tien cellen per holte en gaat dan op zoek naar de volgende geschikte plek. Tot eind mei begin juni kun je vrouwtjes vinden die nog nestjes bouwen. De bijen komen pas het volgende voorjaar uit en knagen zich dan een weg naar buiten. De Rosse metselbij is een soort die erg algemeen is.
De Huiszebraspin (Salticus scenicus) kun je op zonnige dagen op vrijwel iedere buitenmuur vinden, zelfs in de winter. Bij bewolkt weer houden ze zich schuil. Ik vind er, als de zon schijnt, altijd wel eentje op een stukje muur op het zuiden vlakbij de achterdeur.
Dit spinnetje (5-7 mm) jaagt op het zicht en is een goede springer die de prooi vanaf enige centimeters bespringt.
Ze hebben vier paar ogen waarvan de twee voorste zeer goed zijn ontwikkeld, hierdoor kunnen ze binoculair zien en afstand schatten. Ze jagen zelfs in de volle zon. De ogen zijn gebouwd als een telelens en hebben een beweeglijk netvlies zodat de spin zijn gezichtshoek kan veranderen zonder de ogen of zijn kop te bewegen (dat kan verder geen enkele spin). Zebraspinnen maken geen web maar zekeren zich tijdens de jacht wel met een gesponnen draad waar ze aan blijven hangen als ze vallen. Zoals je op de foto hieronder ziet kan ze zelfs een prooi aan die groter is dan zijzelf en om een vlieg te vangen moet je ook nog eens snel zijn. Het is een mooi spinnetje en een uitdagend foto-onderwerp omdat ze zo klein en beweeglijk is.
De Strekpoot (Dicranopalpus ramosus), rechtsonder op een wit geschilderde muur, is een hooiwagen uit de familie Phalangiidae. Deze soort werd pas in 1909 in Marokko ontdekt. Van daaruit verspreidde deze hooiwagen zich naar het noorden. In 1992 bereikte hij Nederland en werd toen in enkele plaatsen gezien. Intussen komt deze hooiwagen in het hele land voor.
Het lijf, dus zonder poten, is 4 tot 6 mm groot. De poten zijn erg lang (tot 5 cm) en dun, zo heeft deze hooiwagen een “spanwijdte” van wel 10 cm. De naam Strekpoot heeft ze te danken aan het gestrekt houden van de poten in rusthouding. Om deze hooiwagen beeldvullend te fotograferen met een Canon EOS 7D heb je een vergrotingsmaatstaf van slechts 1:5 nodig.